Circulatie
Om goed te kunnen functioneren is ons lichaam in eerste instantie afhankelijk van zuurstof. Die zuurstof wordt getransporteerd door de rode bloedlichaampjes/rode bloedcellen (het hemoglobine) in ons bloed. Om het transport van zuurstof goed te laten verlopen zijn twee organen heel belangrijk: Het hart en de longen.
Het hart is een pomp, die de bloedsomloop in stand houdt, de circulatie. Het bloed wordt door ons hele lichaam rondgepompt en voorziet zo de organen van zuurstof en andere voedingsstoffen. Elk orgaan haalt uit het bloed wat het nodig heeft. In rust pompt het hart gemiddeld 60-80 keer per minuut.
Per minuut gaat ongeveer 5 liter bloed via de bloedvaten naar alle weefsels en cellen van ons lichaam. Het bloed voert de afvalstoffen ook weer af. De circulatie wordt gevormd door de bloedvaten waarbinnen het bloed door het lichaam van en naar het hart stroomt.
Dit systeem bestaat uit twee delen, de kleine bloedsomloop en de grote bloedsomloop.
De kleine bloedsomloop zorgt ervoor dat het bloed zuurstof kan opnemen en koolzuur kan afgeven. De uitwisseling van beide gassen vindt plaats in de longen. De kleine bloedsomloop begint vanuit de rechterkant van het hart en verloopt via de longen weer terug naar delinkerkant van het hart.
De grote bloedsomloop zorgt ervoor dat het zuurstofrijke bloed naar alle delen van het lichaam wordt getransporteerd. Dit transport begint bij de linkerkant van het hart. Het wordt via de grote lichaamsslagader (aorta) het lichaam in gepompt. De weefsels en cellen van het lichaam nemen het zuurstof (maar ook voedingsstoffen) uit het bloed op. Tegelijkertijd geeft het lichaam koolzuur af aan het bloed. Koolzuur ademen we bij de kleine bloedsomloop weer uit. De grote bloedsomloop eindigt weer in de rechterkant van het hart.